De zolder

Zachtjes vloog Felise naar beneden en ging op de schouder van het kleine jongetje zitten. Hij zat met zijn rug tegen haar boom en was onbedaarlijk aan het snikken. Hij had zijn armen om zijn opgetrokken knieën geslagen en lag met zijn hoofd ertegenaan.

‘Wat scheelt er ?’, vroeg ze zacht. Verschrikt keek hij om zich heen, maar zag niemand. ´Je hoeft niet te schrikken´, zei Felise. ´Ik ben een elfje en woon in deze boom. Ik hoorde je huilen en kom eens kijken wat er aan de hand is. Kijk, ik zit op je schouder.´

Daan keek opzij en zag haar zitten. Ze was heel klein, had lange zwarte haren met een piepklein bloemenkransje erin, droeg een roze jurkje en had een paar ragfijne vleugeltjes. Ze leek wel wat op een vlindertje vond hij.
Hij was gestopt met huilen en keek haar met grote ogen aan.

´Heb je daarnet echt iets tegen mij gezegd?´, fluisterde hij.
‘Jazeker, anders had je mij immers niet eens opgemerkt.’
Ja, dat was zo. Zijn gezicht stond nu weer verdrietig en er rolde nog een traan langs zijn wang naar beneden.
Ik voel me zo alleen weet je. Ik heb mijn vriendjes moeten achterlaten toen ik hier samen met mama en mijn nieuwe papa en zus kwam wonen. Oh ze zijn wel lief hoor, maar hebben weinig tijd om met mij te spelen of te vertellen.
Het is een heel oud huis zegt papa.  Misschien zijn er wel spoken op zolder.
Mama en Suzy, mijn nieuwe grote zus, moesten lachen toen ik het hun vroeg en zeiden dat spoken niet bestaan. Maar ik weet het niet hoor, ik ben bang voor spoken.

Mmm… zei Felise, dan zit er maar één ding op en dat is gaan kijken op zolder, anders blijf je misschien bang voor niets.
Maar dat durf ik niet, stel dat ze er wel zijn, wat dan!
Nou dan jaag je ze toch weg of vraagt wat ze hier doen.
Nee…nee…oh nee, zei Daan, dat durf ik echt niet!
En als ik je nu eens help?
Dat is fijn, maar jij bent maar piepklein, wat kun jij nou doen?
Misschien meer dan je denkt Daan en met een zwaai van haar handje plukte ze zomaar een zilveren toverstafje uit de lucht.
Met open mond keek Daan haar aan.
Zo en vertel me nu maar eens wat jij nodig hebt om naar de zolder te durven gaan?
Eh… Daan keek ernstig... nou eh… een zwaard en een helm…. Hij had de woorden nog niet uitgesproken of floep, daar had hij een glanzend zwaard in zijn hand en een helm met een echt vizier op zijn hoofd. Oh… en natuurlijk een groot schild om je achter te verstoppen. Floep…en daar stond hij, als een echte ridder, met een schild in zijn andere hand.
Hij kreeg een kleur van plezier en zwaaide een paar keer met het zwaard in het rond. ‘Hier pak aan!’, riep hij en stak met zijn zwaard naar een onzichtbare vijand …. en nog een.. en nog een…

Felise glimlachte, nu ben je voor niemand meer bang toch!
Daan knikte een beetje voorzichtig, nee niet echt geloof ik.
Mooi, … dan op naar de zolder!

Voorzichtig deed Daan de zolderdeur op een kier open en gluurde naar binnen. De zon scheen door het dakraam naar binnen op een stoffige kale houten vloer. Hij zag een aantal dozen en koffers en er lagen enkele spullen onder een wit laken.
‘Durf je verder?’ vroeg Felise, die nog op zijn schouder zat.
Daan knikte, deed de deur verder open en stapte naar binnen.
Het rook er een beetje muf. In een hoek stond een oude schommelstoel en ertegenover een kast met twee deuren en een paar laden. Uit een la stak een klein stukje vergeeld papier naar buiten.

Naast de schommelstoel tegen de muur stond een oud stokpaardje. Het was ooit wit geweest, maar nu zag je het bruine hout er op diverse plaatsen doorheen komen. De zwarte manen zaten onder het stof en waren wat uitgedund. Het stokpaardje had rode teugels, die met een lus aan de stok waren vastgemaakt.

Wauw… wat mooi!  Hij vergat helemaal dat hij eigenlijk bang was en liep er snel heen. Het zwaard en het schild liet hij vallen en pakte met twee handen het paardje vast en stapte erop. Jihaaaa… daar gaan we!